Wandeling door Eindhovens Groene Woud

Enkele van de illustraties in deze rubriek zijn van internet geplukt. Ik hoop hier niemand mee te kort te gedaan te hebben.

Zaterdag 24 november 2018 hebben een aantal bewoners van Eindhoven en omliggende dorpen een wandeling met uitleg over het beheer van enkele delen van het uitgebreide bosgebied in Noord Eindhoven gemaakt met Frank Verhagen gemeentelijk beheerder van dit gebied en Tom van Duuren, Van Duuren Bosbeheer.

Als bijlage bij deze wandeling en bij wandelingen die nog zullen volgen heeft Tom van Duuren onderstaande tekst opgesteld. Om de geschiedenis en de ontwikkeling van het bos voor te stellen.

De meeste oude bomen van Eindhoven vind je in het bosgebied dat aan de noordkant van de stad ligt. Het is niet een oeroud bosgebied. Ook niet echt jong meer. De oudste bomen die we er zien zijn ongeveer 145 jaar. Het bosgebied draagt niet de officieel de naam Groene Woud, maar de Groenewoudseweg leidt er naar toe, vandaar. Het gebied gelegen tussen Eindhoven, Den Bosch en Tilburg heeft een jaar of 10 – 15 geleden de naam Groene Woud gekregen. Het Eindhovense bos is een voorportaal.

Op onderstaande kaart uit 1868 is nog niets te zien van het bos, terwijl toen toch wel begonnen zou moeten zijn met de ontginning van het gebied.

Het grondgebied van de gemeente Woensel. Dd. 1868. Op deze kaart is de Oirschotsedijk Eindhovensedijk genoemd.

Vroeger, toen Eindhoven nog maar een klein stadje was en Woensel een enorm uitgestrekte gemeente, bestond het grondgebied van Woensel voor een heel groot deel uit een open heide landschap. Ten noord westen van de Frankrijkstraat was het open land. Over het overigens vochtige heidegebied lag een netwerk van waaierende zwerfpaden. Opvallend toen, begin 18e eeuw, was een strakke rechte dijk door dit vochtige heidelandschap. Over deze hoger gelegen dijk kon men linea recta van Oirschot naar Eindhoven. Lopend, te paard of in de paardenwagen. Op de dijk stonden nog geen bomen. De eerste bomen op de dijk heeft Anton Philips er laten plaatsen.

Ter plekke van wat nu het gloeilampplantsoen is, vertrok toen de Oirschotsedijk, ongeveer in aansluiting op de Lijmbeekstraat. Op het gloeilampplantsoen staan nu nog drie lindebomen, dat waren de leibomen voor de boerderij Heihut. Op bovenstaande kaart kun je het perceel van de Heihut zien vlak bij waar de spoorlijn de ‘Eindhovense dijk’ kruist. Zie ook themablad ‘Gloeilampplantsoen

Het is ten tijde van de Oostenrijkse successie oorlog rond 1740, dat besloten werd een goede handelsweg aan te leggen tussen Holland en het Luikse prinsdom om Antwerpen heen. Gekozen werd voor een weg van ’s Hertogenbosch naar Luik. De weg zou mede gefinancierd worden door het heffen van tol voor diegenen die de weg wilden bewandelen of berijden. Het zal decennia geduurd hebben om deze weg aan te leggen. In het jaar dat Napoleon de Russen versloeg bij Austerlitz, 1805, werd bij het dorp Acht de Tol aangelegd, de Achtse Barrier. De Barrier is de slagboom die over de weg hing en pas na betaling omhoog ging. Rond die tijd zal ook de Tol nabij Eindhoven geïnstalleerd zijn. Een nieuwe ontginningsweg op de grens tussen open heide en het Dommelse beekdallandschap werd aangelegd en kruiste de nieuwe route van Den Bosch naar Luik. Deze ontginningsweg kreeg de naam Barrierweg. Genoemd naar de Tol ter plekke.

Vanaf toen waren er twee rechte dijken waarover men het vochtige, open heide landschap kon passeren. Handelswegen, bestuurswegen. In 1847, aan de Boschdijk en ook loodrecht gericht op de Boschdijk bouwde een koopman een huis op een kavel waarop al bomen stonden. Hij noemde dat huis Vredeoord. De naam leeft nu nog voort, het huis is er niet meer. Het terrein waar het huis en de bomen stonden, is nu het terrein van de speeltuin aan de Van Noort straat.

In het zuiden van de stad Eindhoven, of eigenlijk in Stratum op de hoeve de Heihoef was een ‘buitenlander’ neergestreken. Hij trouwde een rijke Eindhovense van de familie Smits. Zijn naam was Alexander van der Beken Pasteel. Hij was een capabel man en zou ook een financieel vermogend man worden. Hij heeft het gebied ten noorden van Eindhoven flink op de schop genomen. Ruim voordat een andere ‘buitenlander’, Anton Philips Eindhoven, ‘gat in de vergetelheid’, een schop onder de kont zou geven.

Van der Beken Pasteel zou vanaf zijn 29ste ( 1818) tot zijn 61ste adjunct houtvester zijn, naast zijn overige functies als advocaat en rechter en senator in Den Haag. Hij gaf leiding of mede leiding aan de ontginning van de woeste gronden langs de Boschdijk en de Oirschotsedijk. Langs de Oirschotsedijk liet hij een boerderij bouwen. Deze staat nog steeds op landgoed de Wielewaal. Wie was dan wel de hoofdhoutvester en wie financierde deze omvangrijke operatie? Van der Beken Pasteel zou hier ook gronden in eigendom hebben. Nog veel vragen voor mij.

Vanaf 1845 ? of later, loodrecht op de Oirschotsedijk werd de ontginning in kavels uitgezet en uitgevoerd. Loodrecht op de Oirschotsedijk is schuin op de Boschdijk. In dezelfde richting als ook de Barrierweg gesitueerd was. Een logische abstracte lijn parallel aan de slingerende Dommel die de levensader van het stadje Eindhoven en het dorp Woensel was.

Ten zuiden van de stad was ook een open heidelandschap. Geleidelijk aan is de heide bebost door aanplant of zaaiing en later ook door het wegblijven van de schapenkuddes. De groeikracht van de bossen is op de armere gronden aldaar veel minder dan die op de rijkere leemhoudende gronden in het noorden van de stad.

Zou het zo zijn dat het gebied tussen Oirschot, Best en Eindhoven dicht bebost de Middeleeuwen in ging en er kaal geplukt als open heide landschap uit kwam? Kan zijn. De bodem is leemrijk. De bodem laat moeilijk water door. In natte perioden staat het water op de grond. Bomen kunnen lastig groeien in dergelijke bodem. Bomen kunnen sterven in een extreem seizoen. Extreem droog of extreem nat. Bomen kunnen slechts groeien wanneer er en voldoende vocht en voldoende lucht in de bodem is. Een dergelijke situatie kan van nature ontstaan, echter dat kost eeuwen. Je kunt een gunstige bodem ook creëren door greppels te graven en delen terrein iets op te hogen met grond die uit de gegraven greppels vrijkwam. Het reliëf wat dan ontstaat noem je een rabatten landschap. Dat is het geworden. Wanneer je met de wandeling aandacht hebt voor het rabattenlandschap, raak je onder de indruk dat het vele werk dat in halverwege de 19e eeuw in handkracht verricht is.

Waarom zou je bos aanplanten? Heb je niet iets anders te doen? Men zag er brood in. In de eerste helft van de 19e eeuw ging de mijnbouw van start in zuid Limburg. Daar waren stutpalen voor nodig. Palen van ca 2 – 3 meter hoogte. Stevig en niet te lomp. Dennenhout was gewenst omdat dennen zich lieten horen met gekraak voordat ze zouden breken en dus de schacht zou instorten. Langs de Boschdijk en de Oirschotsedijk werden akkers met dennenbomen aangelegd. Dennenakkers, waar de bomen na een jaar of 20 – 30 gerooid werden. Van takken ontdaan en gekort op transport.

Transport over de weg, over het water. Het kanaal van Eindhoven is geopend in 1846. Twintig jaar later zou de spoorlijn van Breda naar Weert is gereed zijn, 1866. Auto’s waren er nog niet in de alledaagse wereld.

Het bosgebied moest dus niet alleen ingericht worden voor de mogelijkheid dat bomen konden groeien. Het moest ook zodanig ingericht worden dat het hout uit het bos gehaald kon worden. Begaanbare dammetjes en dammen en dijken. Nu ruim 160 jaar na aanleg zijn deze nog te herkennen in het landschap.

Onvoorstelbaar hoe de wereld rondom en in Eindhoven op zijn kop gezet werd. Eerste helft 19e eeuw gaat ook de eerste stoommachine draaien in de stad. Pas rond 1900 wordt er een kolengasinstallatie gebouwd. Eerst een aan de Paradijslaan en later een grotere op wat nu het NRE terrein heet. De Eindhovense industrie kon grote sprongen maken dank zij de gasdistributie van af het NRE naar de fabrieken. In 1891 begint heel bescheiden Philips. Philips gaat de stad geheel opblazen.

De dennenbossen van ons Eindhovens Groene Woud in wording groeien ondertussen rustig door. Worden gekapt en opnieuw beplant. Na de eeuw-wende naar de 20ste eeuw krijgt het gebied nieuwe functies. Er wordt in feite een nieuwe laag met functies over dit productiebos gelegd. In 1913 wordt een psychiatrisch ziekenhuis gebouwd in een groot gedeelte van het groene woud. Dit gebied heeft nu de naam Landgoed Grote Beek. Rond die tijd lukt het Anton Philips om het gebied ten zuid westen van de in 1866 aangelegde spoorlijn te kopen met de witte villa. Een deel van dit gebied bestemt hij als park, dit wordt het Philips – de Jongh wandelpark. Hij laat er de landschapsarchitect Ter Steegh een park ontwerpen in het ontginningsbos. Het gebied dat nu de Wielewaal heet, maakt hij tot een familieterrein. Een nieuwe grote villa wordt in 1937 gebouwd, waar zijn zoon Frits tot zijn dood zal wonen. In die crisisjaren-dertig wordt ook een boomgaard aangelegd, deze bestaat nu onder de naam Philips Fruittuin. Sinds 1952 is de Herdgang het trainingsterrein voor de Philips voetbalclub.

De voormalige Constant Rebecquekazerne aan de Oirschotsedijk te Eindhoven is onder de Duitse oorlogsdreiging met spoed in de periode 1936-1939 gebouwd.

Met al die nieuwe functies in het bosgebied kwamen er meerdere doelstellingen. De doelstellingen van landschapschoonbeleving en recreatie door beweging kregen nadrukkelijk een plaats. Daarmee kwamen er nieuwe boomsoorten in het gebied. Ook nieuwe paden en banken. Men moest kunnen genieten van het verblijf in het boslandschap. Alles op de basis van het aanwezige rabattenlandschap. Dat landschap was de bodem. De oorspronkelijke dennen bossen groeiden door. Nieuwe wandelpaden doorkruisten de bossen. Nieuwe ‘vrije tijdbesteders doorkruisen de bossen.

Plattegrond van het Philips de Jongh wandelpark. Twee patronen liggen hier over elkaar. Rechte lijnen en kromme lijnen. In het hart van het park is op deze tekening de driehoekige muziekkoepel getekend.

Hieronder volgen nog allerlei oude prenten van het park. Het is een aardige bezigheid om de situaties te herkennen in het park van nu. Wat was waar?

Op alle bovenstaande prenten is duidelijk te zien dat het bos hoofdzakelijk gevormd wordt door dennen en sparrenbomen. Op de prent hierboven zien we een huisje op de plaats waar nu het paviljoen staat. Op de voorgrond zie je en dunne spriet, dat is een beukenveer. Geleidelijk aan is het loofhout ingebracht. In de jaren 60 zijn enkele percelen onderplant met beuken en met de reuzenspar, de Abies grandis. Deze spar neemt voor ons ongekende formaten aan.

In de jaren 70 van de vorige eeuw verandert er veel in de Nederlandse bosbouw wereld. Meer aandacht voor ecologie in het bos. We stappen weg van de dennenakkers. Stormen van begin jaren zeventig zorgen voor een grote wending. Dood hout gaat gevierd worden in het bos. Graag veel dood hout in het bos ten behoeve van een stevige ecologie. Vanaf 2000 zal ook in het Philips de Jongh wandelpark dood hout in het boslandschap achter blijven.

Deze boom is in 2006 de eerste boom die we bij het beheer bewust laten liggen ten behoeve van de ecologie. In 2007 heeft een fotograaf dit beeld gemaakt.

Een andere beukenstam in 2006 in het bos laten liggen. Gedurende 12 jaar schijnbare ‘rust’ op de bosgrond, is de stam door een grootse activiteit van bacteriën, schimmels, springstaarten en kevers kleiner gemaakt.

In 2004 is een verkenning gedaan naar de esthetische, boom technische kwaliteiten van het park. Per deel van het park zijn de streefbeelden aangegeven. Nog steeds geeft dit document richting aan het bos beheer van het park.

In 2009 heeft een renovatie van het park plaatsgevonden. In combinatie hiermee zijn de wandelpaden bedekt met een verdichte laag hoogovenslakken.

Met regelmaat hebben dunningen in de percelen pleksgewijs plaatsgevonden. Telkens blijft er hout achter in het bos. Bomen die omwaaien laten we het liefst in zijn geheel onaangeroerd liggen, daar waar het kan, gebeurt dit.

Zogenaamde gevaarzetting is weggenomen. Min of meer karakteristieke stompen blijven staan.

Boomlijk in het park. Deze boom stierf, zijn buurboom verkeerde in prima conditie. De stam is gegeven aan de bosbodemontwikkeling. De stam functioneert al direct.

Zo zag het bos eruit in 2004, voordat we het dode hout de plaats lieten hebben, die het van nature ook gehad zou hebben. Het ziet er netjes en veilig uit. Kaal met weinig biotoop voor de veelheid aan schimmels en insecten en ander bodemleven dat hoort bij een 145 jarig bos.

Zomer 2018 plaatst het Eindhovens Dagblad een ingezonden artikel.

Mei 2018. Leon Hanssen, een bewoner van Strijp R nam de moeite om de onvrede die hij en zijn vrouw beleven aan het Philips de Jonghpark op papier te zetten. Ze geven ook aan te genieten van het park. Hij kreeg het artikel geplaatst in het Eindhovens dagblad. Het stuk kreeg een kop: ‘meer oerbos dan stadspark’. Bekt goed en hij heeft zijn bezwaren dramatisch aangezet in het stuk.

Ik ben medeplichtig aan de ‘ver-oerbossing’ van het park. Ik ben daar blij en enthousiast over, omdat ik weet welke rol dit dode hout speelt voor de toekomstige ontwikkeling van het bos. Anderzijds zie ik ook ongewenste verrommeling. Ik herken iets in het verhaal van de man. Ik vreesde dat ons kind: ‘het vleugje ver-oerbossing’ met het badwater weggegooid zou worden als iemand ook maar heel snel de man zijn wensen zou willen honoreren.

Ik nam contact op met de heer Hanssen en stelde voor samen, met elkaar’s ogen een ronde door het park te maken. Ik meende te zien en te begrijpen waar hij op doelt. Dood hout op zich als onderdeel van het park, dat is nog niet eens zo storend. Al is het voor het publiek wennen. Op plaatsen is het beeld te rommelig.

Wat hem erg verstoorde was de verwaarlozing van de kleine wandelroutes, met blauw-gele banden op paaltjes gemerkt. Deze routes dateren uit de jaren ’70 – ’80 ? In 2004 lagen deze routes er bij alsof ze er al even waren. Veel paaltjes zijn verrot, liggen ergens of staan omgekeerd tegen een boom. Vele paaltjes markeren ook nog paden, die er niet meer zijn. Tijdens de dunningen van de laatste 14 jaar hebben we nogal eens de paden na de dunning vrij gemaakt, ook op verzoek van publiek. De laatste vijf jaren zijn er ook paden geblokkeerd geraakt. Bij de rondgang met de heer Hanssen werd me duidelijk wat de waarde is van deze paden voor recreanten. Namelijk dit zijn onverharde paden. Heerlijk veerkrachtig om op hard te lopen. Bovendien geeft een dergelijk trail-lopen een extra belevingsdimensie aan het hard lopen. Voor 2009 waren vrijwel alle paden van het park onverhard. Vrijwel alle paden verkeerden in een prima conditie vanwege de juiste profilering van het laanlichaam. Toch zijn ze voorzien van een harde laag.

Om nu tegemoet te komen aan de wandelaar en de hardloper die weer van de kleine paadjes gebruik wil maken zijn deze paden zomer 2018 opnieuw vrijgemaakt.

Op enkele plaatsen is de beplanting terug gezet om het park iets overzichtelijker te maken. Al zullen we ook donkere en minder overzichtelijke parkgedeelten koesteren. Allerlei door de heer Hanssen aangegeven eenvoudige voorbeelden van zichtlijnen zijn gemaakt.

Ik heb het idee dat de heer Hanssen namens een deel van het publiek gesproken kan hebben. We zullen moeten wennen aan het vleugje ‘veroerbossing’ dat we nastreven en dat past binnen het groenbeleidsplan. Dat zal gemakkelijker gaan, wanneer er voldoende gekuist wordt en wanneer de paden voor het trail-lopen weer vrij begaanbaar zijn.

Waarom noem ik het ‘vleugje ver-oerbossing’? In een echt oerbos zou bijvoorbeeld ca. 1/3 van de houtmassa staan en levend zijn, 1/3 staand dood hout en 1/3 liggend dood hout. Het volume dode bomen dat er nu in het Philips de Jongh wandelpark staat en ligt is minder dan 1% van de totale houtmassa.

Bovendien streven we zeker geen oerbos na, wel een wandelpark met boselementen die horen bij een ouder volwassen bos. Daar hoort dood hout bij. De oudste bomen in het park zijn van voor de parkaanleg. Ze zijn 145 jaar oud. Pas sinds 2006 laten we dode bomen staan of liggen in het park. Grote biodiversiteit aan leven op dood hout heeft tijd nodig. Decennia. Wat zal het park de komende honderd jaar rijk worden aan leven en beleven.

Deze winter, 2018 – 2019 gaat in het Philips de Jongh wandelpark werk uitgevoerd worden langs de Achtseweg zuid. Zowel aan de bermzijde als aan weerszijden van het fietspad. Veiligheid en landschapsschoon en ecologie mogen in deze smalle strook samengaan.

Met de excursie zaterdag 24 november 2018 zijn we ook gaan kijken in het bosgebied ten noorden van de Herdgang. Daar hebben we resultaten bekeken van een eerdere dunning, vrijstaande enorm hoge douglassparren en we hebben iets kunnen zien van de aanstaande dunning die daar uitgezet is.

Een volgende wandeling zou er een kunnen zijn over het landgoed van de Grote Beek, ook onderdeel van dit grote boscomplex.

Het dode hout in het parkgebied is een dingetje. Wil je oude bomen in je park hebben dan zul je dood hout op de bosbodem nodig hebben. De bosbodem gaat worden wat hij voor de middeleeuwen was. Een weefwerk van vergaand hout vormt de bodem waarop de bomen groeien. Moet dat dan in een park? Ik zou denken dat het juist in een park gepast is. Dicht bij de mensen mag de herontwikkeling van de kale heidegrond naar een rijk ontwikkelde bosecologie beleefbaar zijn. Een park waar je overal het geklop van de spechten kan horen. Waar een grote verscheidenheid aan mossen zal groeien. Oude insectensoorten zullen weer terug komen.

Met onze voorstelling kunnen we draagvlak vormen voor deze ontwikkeling. Ik raad het volgende boek aan: ‘The afterlife of a tree’. De publicatie ervan is door het wereldnatuurfonds mogelijk gemaakt. Het wereldnatuurfonds beveelt aan om in 2030 per hectare bosoppervlak toch minstens 30 m3 dood hout te hebben.

Boek over het hiernamaals van de boom. Dit boek is zeker ook bedoeld om het grote publiek gemotiveerd te maken voor de acceptatie van bossen met veel staande en liggende dode stammen.

Voor de bosgrond van het Eindhovens groene woud is deze laag stervend hout essentieel voor het lange termijn behoud van de bomen. De gegraven greppels raken met de tijd weer dicht. De bomen kunnen niet diep wortelen in de moeilijk doordringbare leem laag. Een verhoogde bosgrond met een groot aandeel organische stof is de bodem die de reuzenbomen van de toekomst nodig hebben.

Bovendien leggen de bossen op deze wijze veel meer CO2 vast in de bosbodem dan dat we tot nu toe lieten gebeuren.

Ziet u onvolkomenheden in bovenstaande tekst of weet u aanvullingen, laat me die weten s.v.p.

tomvanduuren33@gmail.com

Close Menu